Angst: wat gebeurt er in onze hersenen?
Het aanleren, het in stand houden of het afleren van angst is een leerproces. We leren dit geleidelijk aan en kunnen het dus ook weer geleidelijk afleren. Als angst ontstaat, wordt er een bepaalde link gelegd in de hersenen tussen wat angst oproept en onaangename gevoelens. Verschillende gebieden in de hersenen zijn betrokken bij het ontstaan en het in stand houden van angst. De amygdala, de mediale prefrontale cortex en de hippocampus hebben allemaal een aandeel in angst. De amygdala speelt de centrale rol. Deze werkt als een soort poort. De amygdala kiest er namelijk voor wat er binnen komt en wat niet. De amygdala beoordeelt alle prikkels en schat in of de prikkels een gevaar kunnen vormen of niet. Als de amygdala de prikkel als gevaar aanschouwt, dan zal deze er ook voor zorgen dat de fight-or-flight reactie in gang wordt gezet. Kortom de amygdala is belangrijk om te overleven. De amygdala speelt ook een grote rol in het ontstaan van een angststoornis. Bij het aanleren van angst zal de amygdala namelijk ervoor zorgen dat een bepaalde stimulus, die eigenlijk geen angst veroorzaakt, toch een angstreactie krijgt.
Als we angst willen afleren, zullen we systematisch de situatie, die angst inboezemt, moeten ervaren en ervaren dat er niets ergs gebeurt. Dat onze angst daadwerkelijk irreëel is. In onze hersenen treedt er dan een soort van remming op de angstneuronen op die ervoor zal zorgen dat er geen angstreactie niet meer geproduceerd wordt. Bij angst is het ook nuttig om na het afleren van angst op te letten dat angst niet terug komt. Als angst opnieuw ontstaat , zal de hippocampus ervoor zorgen dat we alle oude, pijnlijke herinneringen blijven onthouden, die ervoor zullen zorgen dat we snel weer angst ervaren.